CABO VERDE

SAL

home

fotos

“Nadat God klaar was met het creëren van de aarde, veegde Hij zijn handen schoon. De kleine stukjes aarde die hier vielen belandden als parels in de Atlantische Oceaan en vormden een eilandengroep: Kaapverdië of zoals het officieel heet Cabo Verde.“ Met deze legende zet men de Kaapverdische eilanden een beetje in de verf, maar eerlijk gezegd moest ik met een vergrootglas op de wereldkaart de minuscule puntjes zoeken die de tien eilandjes vormen van de archipel aan de noordwest kust van Afrika, 600km voor Senegal.
Daar gaan we een weekje de zon opzoeken en eens heel actief niksen.

Het waren de Portugezen die in de 15e eeuw de onbewoonde eilanden ontdekten en er een kolonie stichtten. Een ideaal relais voor hun schepen onderweg zowel naar Zuid Amerika als naar de specerijlanden. Het kende grote bloei als draaischijf voor de slavenhandel en dat verklaart meteen ook het kleurrijke karakter van de bewoners gaande van “expresso“ tot “caffe latte“. Met het verdwijnen van de slavenhandel verdween ook het belang en de interesse voor de eilandjes en toen ze in 1975 onafhankelijk werden zwermde een groot deel van de bevolking uit naar Europa en Amerika op zoek naar een beter inkomen. Er leven allicht meer Kaapverdiërs in de diaspora dan in hun thuisland.

Thomas Cook Airlines brengt ons naar het eiland Boa Vista en nog een tiental minuutjes vliegen later landen we op onze eindbestemming het eiland Sal. Zitplaatsen van Thomas Cook Airlines zijn vermoedelijk ontworpen met in het achterhoofd kinderen, pygmeeën en dwergen. De 6 uur durende vlucht van Brussel naar Sal is derhalve voor volwassen personen niet echt comfortabel, maar Cabo Verde ligt goed in de markt want het vliegtuig zit afgeladen vol.

Sal is een klein eiland, 35km lang en 12 km breed, vulkanisch van oorsprong, droog, dor en vlak met enkel in het noorden de uitgedoofde vulkanen de Monte Grande 408m en de Monte Leste 306m die het eilandje een beetje reliëf geven maar de publiekstrekkers zijn de prachtige zandstranden en de reisfolders toeteren dat de zon er 350 dagen per jaar volop schijnt.

Wij hebben een onderkomen gevonden aan de zuidkant van het eiland in hotel Morabeza vlak bij het dorp Santa Maria, oorspronkelijk een slaperig vissersdorpje maar vandaag uitgegroeid tot een flink uit de kluiten gewassen toeristisch centrum waar bouwpromotoren driftig nieuwe verblijven uit de grond stampen. En er staat een stijve bries uit het noordwesten en geloof het of niet maar ook dat is een publiekstrekker want voor windsurfers en kitesurfers is deze plek het nec plus ultra. Niet mijn ding maar het is leuk om de experten bezig te zien zoals zij kris kras over het water scheren of hoe klungelende beginnelingen hun eerste stapjes wagen op die wiebelende dingen. Diezelfde bries zorgt er ook voor dat er bij wijlen een stevige branding staat, goed voor heel wat plonsplezier alhoewel, het moet gezegd, het water van de Atlantische Oceaan in februari toch nog wat frisjes is.

350 dagen zon, maar laat de tweede dag nu net een van de 15 overige zijn! We zien een beetje op onze neus als we ontwaken met een mals regenbuitje maar het duurt gelukkig (voor ons) niet lang of de natte wolken worden weggeblazen.

Dat het toerisme hier de belangrijkste bron van inkomsten is, is een open deur intrappen, en iedereen probeert een graantje mee te pikken. Jonge manskerels komen met brede glimlach, fonkelende witte tanden en uitgestrekte hand op je af om te vragen waar je vandaan komt, hoe je heet, wat je van Cabo Verde vindt en te tonen waar zich hun winkeltje bevindt. Meestal een klein huisje, beschilderd in felle kleuren en volgepropt met de meest uiteenlopende prullaria, houtsnijwerk en maskers, linea recta uit Afrika. “No stress“ is het allesomvattend en terugkerend leitmotiv.

Rond 11h arriveren de vissers met de “catch of the day“. Kleine bootjes die hun vangst afleveren op de pier waar ze ter plaatse gekuist en verkocht worden aan de gegadigden. Trouwens ook toeristen kunnen hun geluk met de hengel proberen op zee maar van hen zagen we de vangsten enkel op de foto’s die liefhebbers moeten lokken.

De stranden van Sal zouden ook broedplaatsen zijn voor de zeeschildpad, een eenvoudig bord waarschuwt dat quads en ander motorisch tuig er verboden zijn. Hopelijk heeft moederschildpad de eieren diep genoeg ingegraven want de lokale jeugd gebruikt het stand in kwestie voor volleybal.

Kaapverdië wordt gepromoot als een ideale winterbestemming en, te oordelen naar de enorme hotel complexen die volop in de steigers staan langs de kust, zijn de verwachtingen zeer hoog gespannen.

Hoe klein het eiland ook is, een “tour“ behoort tot de verplichte geplogenheden. Murdeira, een vakantiedorp waar de “happy few“ hun niet zo nederige stulpjes hebben neergepoot. Espargos, de stoffige hoofdstad en Palmeira een vissersdorp met een haven waarlangs ook alle levensnoodzakelijke benodigdheden van overzee worden aangevoerd. Buracona, een natuurlijke zwemkom waar de Atlantische oceaan met geweld tegenaan beukt en Pedra de Lume het zoutwinningsgebied dat eens de levensader van Sal was.

We vullen de rest van de tijd met lange wandelingen langs de (nu nog) ongerepte stranden tot het alweer tijd is om onze koffers te pakken voor de trip terug naar Brussel, naar België dat weer bibbert onder een winterprik.

Leuke bestemming voor wie de Canarische Eilanden het strot uitkomt en de Caraïben een brug te ver vinden.